Skip to main content

Landjepik: eigendom, bezit en de juridische strijd om grond

Wie speelde er vroeger niet landjepik, buiten op straat? De regels waren simpel: om de beurt mocht je een land veroveren, rende drie rondjes om het land van je vriendje heen en als je hem daarna aan kon tikken, was het land van jou. Met overzichtelijke regels en met veel speelplezier wisselde land dan van eigenaar. Hoe veel complexer is de realiteit.

Eigendom versus bezit: de juridische spelregels van landjepik

Tussen de eigenaren van naastgelegen percelen kan discussie ontstaan over waar het eigendom van de één ophoudt en het eigendom van de ander begint, meestal ingegeven door wie de grond gebruikt. Deze discussies gaan eigenlijk over de juridische begrippen eigendom en bezit.

Eigendom is het meest verstrekkende recht dat men op een perceel grond kan hebben. Het is het recht om over de grond te beschikken zoals je dat zelf wilt; natuurlijk wel binnen de grenzen van de (Omgevings)wet. Het eigendomsrecht is geregeld in artikel 5:1 van het BW.

Met bezit wordt bedoeld dat iemand een goed voor zichzelf houdt. Het bezitsrecht is geregeld in artikel 3:107 BW. Iemand neemt een goed in bezit door daarover de feitelijke macht uit te gaan oefenen.

Maar wanneer ontstaat nu de situatie dat eigendom en bezit bij verschillende partijen zit? Stel, de ene partij is eigenaar van een stuk grond, de andere partij plaatst een hek dwars over dit stuk grond en betrekt de grond tot aan het hek bij de grond die hij in eigendom heeft. Hij neemt dan grond in bezit waar hij niet de eigenaar van is. En dan wordt het spelletje landjepik een serieuze situatie.

Grondstrijd: de spanningen tussen projectontwikkelaars, pachtgrond en omwonenden

De druk op grondgebruik in Nederland neemt steeds verder toe, dat is geen nieuws. Voor de bouw van woningen, de aanleg van een bedrijventerrein, het faciliteren van de infrastructuur en voor het mogelijk maken van de energietransitie nemen projectontwikkelaars regelmatig grondposities in. Het tijdspad van de aankoop van (in de meeste gevallen) landbouwgronden tot aan de start van de ontwikkeling is vaak lang; tien jaar of meer is helemaal geen uitzondering. Bijna altijd blijven de gronden in deze overgangsperiode in gebruik als landbouwgronden.

Sommige woningeigenaren kijken al jaren uit op een polder, grenzend aan hun achtertuin. En soms is dit nu net de polder die aangekocht is door een marktpartij om te gaan ontwikkelen. Projectontwikkelaars kunnen dan te maken krijgen met omwonenden die hun tuin hebben uitgebreid ten koste van de eigendomsgrond van de ontwikkelaar. De uitbreiding kan pasgeleden gebeurd zijn of al wat langer terug in de tijd.

Landjepik 2.0: de projectontwikkelaar wil zijn duur aangekochte grond terug, de pachter wil het areaal pachtgrond kunnen gebruiken zoals in het pachtcontract staat en de naastgelegen woningeigenaar claimt het eigendom van de in bezitgenomen meters grond. Wat biedt dan een oplossing?

Bevrijdende verjaring: hoe grondbezit na twintig jaar kan veranderen

De wet bepaalt dat iemand na twintig jaar eigenaar kan worden van de grond; deze partij moet dan wel de grond tijdens deze twintig jaar gebruikt hebben, op zo’n manier dat het voor de daadwerkelijke eigenaar van de grond al die tijd duidelijk is geweest dat je de grond in bezit hebt genomen èn doet alsof je de eigenaar bent. Als de daadwerkelijke eigenaar dan in deze twintig jaar geen actie onderneemt, gaat het eigendom van de grond op de bezitter over. Dit heet bevrijdende verjaring en dat is geregeld in artikel 3:105 en artikel 3:306 van het BW.

Als daadwerkelijk eigenaar kun je de bevrijdende verjaring stoppen door een schriftelijke aanmaning of mededeling te versturen, gevolgd door het starten van een gerechtelijke procedure binnen zes maanden. Het is echter vaak beter om als grondeigenaar tot een onderlinge overeenkomst te komen met de bezitter van jouw grond. Verkoop van het betreffende stuk grond tegen marktwaarde kan een prima oplossing zijn; mits je bereid bent het eigendom van dat stuk grond op te geven.

Verlies van grond door bevrijdende verjaring: oplossingen voor de oorspronkelijke eigenaar

Het kan natuurlijk ook zo zijn dat een omwonende de grond al meer dan twintig jaar in bezit heeft en dat bezit ook nog eens kan aantonen. Dan kan het gebeuren dat je als daadwerkelijk eigenaar toch het eigendom van de grond door bevrijdende verjaring verliest.

De Hoge Raad vindt dat degene die het eigendom heeft verloren door de bevrijdende verjaring, niet zomaar met lege handen mag staan. De oorspronkelijke eigenaar kan een schadevergoeding uit een onrechtmatige daad vorderen. De schadevergoeding kan bestaan uit het terug leveren van de grond (als dit nog mogelijk is) of uit een financiële compensatie. En daarmee is het plaatje weer rond.

Landjepik vroeger en nu

John Locke stelde in de 17e eeuw dat de grond van jou wordt als je “de grond vermengd hebt met je arbeid”. Dus bijvoorbeeld als je een stuk fruit van de boom plukt of een gat in de grond graaft, verkrijg je daarmee het eigendom.

Zo ver gaat het gelukkig in 2024 niet (meer), maar het verkrijgen van het eigendom bij een succesvolle claim op bevrijdende verjaring vertoont wel overeenkomsten. Er is tenslotte sprake van bevrijdende verjaring als een bezitter eigenaar wordt, alleen maar door het gebruik. Maar dan moet het gebruik dus wel minstens twintig jaar duren.

Grondeigenaren die te maken hebben met erfgrensoverschrijdingen door omwonenden of met verjaringskwesties kunnen bij ons terecht voor deskundig advies.

Kavelruil: de bakens zijn verzet

Ruilverkaveling is reeds lange tijd een belangrijk instrument om structuurverbeteringen aan te brengen op het platteland. Het gaat dan om zogenaamde vrijwillige kavelruil. In het jaar 2024 zijn er een drietal ontwikkelingen geweest in de kavelruil. We zetten deze ontwikkelingen voor u op een rij.

Nieuw beleid voor de vrijstelling van overdrachtsbelasting

Aan dit onderwerp hebben wij eerder dit jaar aandacht besteed in de blog ‘Nieuw beleid voor de vrijstelling van overdrachtsbelasting bij een kavelruil‘. Er is een nieuw aanpast toetsingskader ingevoerd en de taak van de Belastingdienst is bij de beoordeling uitgebreid.

Uitspraak Hoge Raad: inschrijving is formeel vereiste   

De Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2024:1424, Hoge Raad, 23/02311) heeft besloten dat de kavelruilvrijstelling voor de overdrachtsbelasting niet van toepassing is als de kavelruilovereenkomst niet is ingeschreven in de openbare registers.

Uit de wettekst volgt de verplichting dat de kavelruilovereenkomst moet zijn ingeschreven in de openbare registers, om de vrijstelling te kunnen verkrijgen. Voor de praktijk heeft dit tot gevolg dat de kavelruilovereenkomsten ingeschreven moeten worden in het Kadaster.

Doordat de Hoge Raad de formele voorwaarde op het punt van de inschrijving heeft toegevoegd, is het nog mogelijk dat de Belastingdienst nog naar reeds gepasseerde trajecten gaat kijken.

Belastingplan 2025

Ook op Prinsjesdag zijn er wijzigingen per 1 januari 2025 aangekondigd voor de kavelruilvrijstelling. De kavelruilvrijstelling wordt ingeperkt voor woningen en bedrijfsgebouwen. Er is een aantal uitzonderingen, namelijk voor agrarische bedrijfswoningen en voor agrarische bedrijfsgebouwen.

Agrarisch bedrijfswoningen die functioneel verbonden zijn aan een agrarisch object kunnen nog wel in aanmerking genomen worden voor een kavelruil.

Ook bedrijfsgebouwen in het algemeen zijn uitgesloten, behalve gebouwen die voor minimaal 90% agrarisch geëxploiteerd worden. Gebouwen die aan die voorwaarde voldoen, kunnen wel delen in de vrijstelling voor kavelruil. Daarbij geldt dan nog een extra eis dat die exploitatie minimaal 10 jaar moet worden voortgezet.

Samengevat en praktijk

In 2024 is er een aantal belangrijke wijzigingen doorgevoerd die de praktijk op het gebied van de kavelruilvrijstelling voor de overdrachtsbelasting gaan bepalen.

Voor de praktijk zijn er nog steeds mogelijkheden om de kavelruilvrijstelling in te zetten voor situaties die bijdragen aan een structuurverbetering. Van belang is dat een kavelruilovereenkomst ingeschreven moet worden om aan de formaliteiten te voldoen.

Verder is het zinvol om kritisch naar een voorliggende kavelruil te kijken en eventueel overleg te voeren met de Belastingdienst op basis van het gewijzigde toetsingsbeleid.

Doordat er fundamentele aanpassingen zijn doorgevoerd, zal de agrarische praktijk weer haar weg moeten vinden. Een agrarische kavelruil in de toekomst waarbij structuurverbetering wordt gediend, is nog steeds mogelijk.

Nieuw beleid voor de vrijstelling van overdrachtsbelasting bij een kavelruil

Op 12 augustus 2024 1 heeft het ministerie van Financiën aanpassingen gepubliceerd in het beleid rondom kavelruil en de vrijstelling van overdrachtsbelasting (hierna: OVB).  Deze aanpassingen trekken de aandacht en zorgen voor een aangepast toetsingskader dat van toepassing is op een kavelruil2.

Impact van de Omgevingswet

Met de invoering van de Omgevingswet op 1 januari 2024 is de Wet inrichting landelijk gebied (Wilg) ingetrokken. Onder de Omgevingswet moet een kavelruil bijdragen aan verbetering van een gebied, in overeenstemming met de functies die aan de betrokken locaties zijn toebedeeld.  Die eis van verbetering heeft ook gevolgen voor de fiscale vrijstelling van de OVB.

De rol van Kavelruil

Kavelruil is een instrument dat al lange tijd in de agrarische sector wordt gebruikt. Om een kavelruil te faciliteren, werd in het verleden de vrijstelling van OVB ingevoerd. De beoordeling van een kavelruil werd toen uitgevoerd door de Dienst Landelijk Gebied (DLG) op basis van een niet fiscaal toetsingskader. Die toetsing gold als basis voor de vrijstelling voor de OVB.

Nieuwe beoordeling door de Belastingdienst

In het nieuwe besluit is de beoordeling van de vrijstellingsvoorwaarden nu gelegd bij de Belastingdienst. Deze zal echter terughoudend zijn bij het bepalen of een kavelruil inderdaad leidt tot gebiedsverbetering, conform de toegekende functies van de locaties. De vraag die rijst is hoe de Belastingdienst het niet-fiscale toetsingskader in haar beoordeling zal betrekken?

Onbedoeld gebruik

Niet elke kavelruilakte wordt automatisch getoetst op verbetering van het gebied. Vooral als er sprake is van onbedoeld gebruik zal de Belastingdienst een beoordeling uitvoeren. De beoordeling op basis van oneigenlijk gebruik is een nieuw element binnen het besluit. Het besluit benoemt enkele (niet-uitputtende) situaties die als onbedoeld of oneigenlijk gebruik worden beschouwd. Kortheidshalve verwijs ik naar het besluit voor deze voorbeelden.

Gevolgen voor de praktijk

De uitleg over wat precies onder de verbeteringstoets valt, zal ongetwijfeld vragen oproepen in de praktijk3.  Voor partijen die met kavelruil te maken hebben, is het van belang om rekening te houden met de voorwaarden uit het nieuwe besluit. Overigens kan bij twijfel of een voorgenomen kavelruil voldoet aan de fiscale voorwaarden, vooroverleg plaatsvinden met de inspecteur.


  1. Zie Besluit van ministerie van Financiën van 21 juni 2024, 2024-0000014892, stcrt 2024, 27607
    https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2024-27607.html ↩︎
  2. Deze blog behandelt niet de situatie van herverkaveling. Hiervoor wordt verwezen naar de tekst in het besluit. ↩︎
  3. Zie hiervoor het commentaar van Jeroen Rheinfeld in FBN 2024/29 ↩︎

Aanpassing pachtprijzen 2024

De heer P. Adema, demissionair Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, heeft de pachtnormen bekend gemaakt die gelden vanaf 1 juli 2024.

Stijging in alle pachtprijsgebieden

De pachtnormen zijn gebaseerd op de bedrijfsresultaten van middelgrote en grote akkerbouw- en melkveebedrijven in de periode 2018-2022. Op basis hiervan stijgen de pachtnormen 2024 in alle 14 pachtprijsgebieden ten opzichte van de pachtnormen 2023.

Voor de akkerbouw was 2017 over het geheel gezien een jaar met een inkomen onder het langjarig gemiddelde. Het berekende inkomen over 2017 is vervangen door het berekende inkomen over 2022: een jaar waarin het inkomen in de akkerbouw ruim boven het langjarig gemiddelde lag.

In de melkveehouderij is een goed inkomensjaar (2017) vervangen door een jaar met een inkomen dat ruim boven het langjarig gemiddelde lag (2022).

Regionormen variëren

De regionormen variëren:

  • een verhoging van 16% tot 26% in het Noordelijk weidegebied, Bouwhoek en Hogeland, Hollands/Utrechts weidegebied, Rivierengebied en het Oostelijk veehouderijgebied
  • een stijging van 28% tot 41% in Zuidwest-Brabant, Veenkoloniën en Oldambt, IJsselmeerpolders, Zuid-Limburg, Zuidelijk veehouderijgebied, Centraal veehouderijgebied en Westelijk Holland
  • een toename van 61% tot 65% in het Waterland en Droogmakerijen en het Zuidwestelijk akkerbouwgebied.

Pachtprijs gronden

  • In de gebieden met een gemengd karakter stijgt de regionorm met 21% tot 41%.
  • In de melkveehouderijgebieden neemt de regionorm toe met 16% tot 61%.
  • In de akkerbouwgebieden stijgt de regionorm met 31% tot 65%.

Pachtprijs gebouwen

  • De pachtprijs voor agrarische bedrijfsgebouwen wordt verhoogd met 4,25%.
  • De pachtprijs voor woningen bij pachtovereenkomsten van voor 1 september 2007 stijgt met 5,8%. De hoogst toelaatbare pachtprijs voor agrarische woningen met pachtovereenkomsten op of na 1 september 2007 stijgt met 3,8%.

Meer informatie treft u hier aan: Platform open overheidsinformatie

Ingangsdatum 1 juli 2024

De aanpassing werkt van rechtswege door in bestaande pachtovereenkomsten. De wijziging van de pachtprijs hoeft niet goedgekeurd te worden door de Grondkamer. De nieuwe pachtprijs gaat in bij aanvang van het nieuwe pachtjaar na 1 juli 2024.

Grondgebruik in Nederland

Regelmatig verschijnen er overzichten van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in het nieuws. Zo zijn er in de afgelopen maanden artikelen gepubliceerd over de verdeling van Nederland in ecosystemen en gebruikstitels van landbouwgrond. Omdat Overwater Rentmeesterskantoor intensief betrokken is bij het gebruik van grond en water in Nederland, hebben deze cijfers onze belangstelling. Ter informatie een overzicht.

Ecosystemen

Nederland is te verdelen in agrarische grond, bebouwd oppervlak, water en natuur. In onderstaande tabel is de vergelijking gemaakt tussen de jaren 2013 en 2022 in de verdeling van deze ecosystemen.

Tabel: verdeling van de Nederland over diverse ecosystemen (Bron: CBS).

Ecosysteem20132022
 Oppervlakte (x100 ha)%Oppervlakte (x100 ha)%
Agrarisch18.96045,618.77745,2
Bebouwd8.14119,68.43320,3
Water7.82318,87.89319,0
Natuur6.61816,06.48015,5
Nederland41.54310041.543100

Uit de tabel blijkt dat bebouwing en water worden gerealiseerd op agrarische en natuurgronden, waarbij het agrarisch areaal sneller in oppervlakte afneemt dan de oppervlakte natuur. Procentueel is het beeld anders; de oppervlakte natuur is met 2,1% afgenomen en de oppervlakte agrarisch met bijna 1%.

De oppervlakte bebouwd is in de periode 2013 tot 2022 met 3,6% toegenomen.

Gebruikstitels landbouwgrond

De agrariër die landbouwgrond in exploitatie heeft, kan eigenaar zijn van die grond of gebruiker, als een derde de eigenaar is van de grond. Vaak is er een overeenkomst tussen de agrariër en de eigenaar waarin de afspraken zijn vastgelegd over dat gebruik. De meest bekende contractvorm is pacht, waarbij ook pacht weer onder te verdelen is in een aantal pachtvormen.

Een gebruiksvorm die in opkomst is, is het zakelijke recht van erfpacht. Voor een deel van het gebruik van landbouwgrond zijn geen schriftelijke afspraken gemaakt. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de meest voorkomende gebruikstitels van grond in 2008 en 2023, waardoor er een ontwikkeling zichtbaar wordt.

Tabel: gebruikstitels landbouwgrond (Bron: CBS)

Gebruikstitel20082023
 ha%ha%
Eigendom1.094.41757,11.040.08358,0
Erfpacht35.3431,852.0322,9
Reguliere pacht378.96219,8230.07012,8
Teeltpacht12.4180,626.0341,5
Eenmalige pacht92.0024,800
Geliberaliseerde pacht < 6 jaar18.9611,0173.8909,7
Geliberaliseerde pacht > 6 jaar2.2570,116.3740,9
Overig284.79214,8254.36814,2
totaal1.919.152 1.792.851 

In de periode 2008 tot 2022 is het agrarisch areaal met ruim 126.000 ha afgenomen. Het grootste deel van deze gronden is in gebruik genomen voor bebouwing.

Reguliere pacht neemt af, erfpacht en geliberaliseerde pacht nemen toe

Bij de gebruikstitels is zichtbaar dat het gebruik op basis van reguliere pacht afneemt en die gebruiksvorm wordt opgevuld met erfpacht, geliberaliseerde pacht en teeltpacht, waarbij ook een deel van de reguliere pachtgrond aan de landbouw is onttrokken. Teeltpacht is populair bij agrariërs die de grond een seizoen gebruiken voor een specifieke teelt als bloembollen, aardappelen, uien en mais.

De afname van reguliere pacht is te verklaren door het dwingend recht dat hieraan verbonden is en de fiscale druk. De voorgeschreven maximale pachtprijs leidt er in een aantal pachtregio’s toe dat de verpachter aanzienlijk meer belasting betaalt dan de pacht opbrengt. Met daarbij de dwingende pachtregelgeving besluiten grondeigenaren, bij het einde van de reguliere pacht, de grond te verkopen of op basis van een andere titel in gebruik te geven. In de praktijk is dat erfpacht of geliberaliseerde pacht, dat zijn gebruiksvormen waarmee partijen samen afspraken maken over het gebruik van de grond.

De eenmalige pacht is een pachtvorm die sinds 2007 niet meer beschikbaar is en opgevolgd is door geliberaliseerde pacht. Dit verklaart de terugloop van eenmalige pacht en deels de toename van geliberaliseerde pacht.

De gebruikstitel ‘overig’ is een verzameling van natuurpacht, gebruik door terreinbeherende organisaties en overige exploitatievormen.

Afname landbouwgrond

Verschuiving tussen de verschillende gebruiksvormen en het onttrekken van landbouwgrond aan de landbouw, is een proces dat zal blijven doorgaan.

Deze dynamiek is het resultaat van het samenspel van krachten die de grondmarkt raken, bijvoorbeeld landbouw, economie, politiek, fiscaliteit, rente, wensen van de samenleving, enzovoorts!

Verjaring – bewaak uw erfgrenzen!

Over erfgrenzen kan flink worden gediscussieerd. Regelmatig ontstaat deze discussie tussen buren onderling. Maar ook tussen agrariërs onderling, of tussen verpachters en grondgebruikers komen we dit tegen. Waar ligt nu de grens en wie is er eigenaar van welk stuk grond? Bij een overdracht komen dit soort vragen vaak aan het licht. Men wil immers weten wat men koopt/verkoopt.

Als ergens een hek staat of een sloot ligt, hoeft dat lang niet altijd te betekenen dat die op de kadastrale grens staat of ligt. Je zou dan kunnen zeggen dat de kadastrale grens de juridische grens is, waardoor deze leidend is voor het eigenaarschap. Maar dat is niet in alle gevallen zo, want de juridische grens kan verschuiven door verjaring.

In deze blog ga ik verder in op hoe juridische grenzen kunnen verschuiven door verjaring en waarom het dus zo belangrijk is om in uw eigen situatie uw erfgrenzen te bekijken en te bewaken.

Kadaster

Het Kadaster is verantwoordelijk voor het bijhouden van alle percelen in Nederland en waar de exacte grenzen van deze percelen liggen. In een uitgebreide database zijn van alle percelen in Nederland de kadastrale grenzen opgenomen. Zodra er een nieuw perceel wordt gevormd voor bijvoorbeeld een verkoop, worden de nieuwe grenzen ingemeten en geregistreerd in de database van het Kadaster.

Daarnaast houdt het Kadaster in diezelfde database bij wie er als eigenaar van een perceel staat geregistreerd.

Verjaring

Iemand kan ook eigenaar worden van een stuk grond door verjaring. Dat kan op twee manieren:

  • Verkrijgende verjaring
  • Bevrijdende verjaring

Beide manieren van verjaring hebben de vereiste dat er sprake moet zijn van bezit. De wet omschrijft bezit als “het houden van een goed voor jezelf”. Daarbij moet de bezitter de feitelijke macht uitoefenen over de grond, waarbij dit ook zichtbaar is voor de buitenwereld. Of er sprake is van bezit moet worden beoordeeld aan de hand van alle feiten en omstandigheden. Het plaatsen van een afrastering is vaak al een duidelijk teken van “in bezit nemen”.

Maar als er bijvoorbeeld gebruiksafspraken zijn gemaakt, dan wordt er gesproken van “houderschap” in plaats van bezit; je houdt een goed dan voor een ander in plaats van voor jezelf (bijvoorbeeld in geval van bruikleen of pacht). Een beroep op verjaring zal dan geen kans van slagen hebben.

Verkrijgende verjaring

Bij verkrijgende verjaring wordt de grond te goeder trouw in bezit genomen. Een bezitter is te goeder trouw als hij of zij zich als eigenaar beschouwt en zich ook redelijkerwijs als zodanig mocht beschouwen (hij of zij wist niet beter). Het aantonen van te goeder trouw zijn is echter erg lastig, want de wet zegt dat er geen goede trouw kan bestaan als er feiten zijn waarmee de bezitter bekend was of had moeten zijn (bijvoorbeeld omdat hij of zij had kunnen weten dat hij of zij niet als eigenaar geregistreerd staat in de openbare registers). Uit de praktijk blijkt dat een beroep op verkrijgende verjaring zelden slaagt.

Naast de vereiste van bezit en te goeder zijn, is de verjaringstermijn bij verkrijgende verjaring een onafgebroken periode van minimaal 10 jaar.

Bevrijdende verjaring

In tegenstelling tot verkrijgende verjaring hoeft er bij bevrijdende verjaring geen sprake te zijn van goeder trouw. Om een beroep te kunnen doen op bevrijdende verjaring moet sprake zijn van bezit voor een minimale periode van 20 jaar. Dit bezit hoeft niet onafgebroken door dezelfde persoon te hebben plaatsgevonden, maar loopt door op een rechtsopvolger. Het is dus alleen relevant wie er na 20 jaar bezitsverlies, de bezitter is. Diegene kan mogelijk een succesvol beroep doen op verjaring.

Bewijslast

Op degene die een beroep op verjaring doet, rust de bewijslast dat hij of zij bezitter is van de grond. In de praktijk blijkt dit een zware bewijslast. Verklaringen van rechtsvoorgangers of van mensen die al lang met de situatie bekend waren, oude foto’s, video’s of kaarten kunnen daarbij van pas komen.

Geslaagd beroep op verjaring, einde verhaal?

Wanneer er een geslaagd beroep op bevrijdende verjaring heeft plaatsgevonden, hoeft dat niet meteen te betekenen dat de ander de grond definitief kwijtraakt. De Hoge Raad heeft namelijk geoordeeld11 dat degene die zijn eigendom verloren heeft door een beroep op bevrijdende verjaring, een beroep op onrechtmatige daad kan instellen tegen degene die een beroep op bevrijdende verjaring heeft gedaan.

Daarbij kan degene die de grond dreigt te verliezen, een schadevergoeding vorderen in geld, maar ook in natura. Dit kan betekenen, als dit slaagt, dat de grond alsnog terug geleverd moet worden aan de oorspronkelijke eigenaar. Hiervoor is het wel noodzakelijk dat aan alle vereisten van een onrechtmatige daad wordt voldaan. De bewijslast hiervan ligt dan dus weer bij degene die de grond dreigt te verliezen.

Conclusie & Advies

We kunnen wel concluderen dat iemand niet zomaar eigenaar wordt van een stuk grond door verjaring, daar is het nodige bewijs voor nodig. Toch is voorkomen beter dan genezen.

Zodra je erachter komt dat de kadastrale grens niet overeenkomt met het feitelijke gebruik: maak het bespreekbaar. Herstel de grens in goed overleg of maak gebruiksafspraken met elkaar, waardoor er houderschap ontstaat. Biedt dit geen oplossing, dan is het raadzaam om de partij een stuitingsbrief te sturen, waardoor de verjaringstermijn wordt gestuit (indien die nog niet is verstreken).


  1. https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:HR:2017:309 ↩︎

Laatste ontwikkelingen pachtrecht

Onze collega Annemiek schreef in februari 2023 een blog over het nieuwe pachtrecht met de titel Nieuw pachtrecht in zicht?’ Inmiddels kunnen we deze vraag bevestigend beantwoorden…

Een samenwerking van vier belangenorganisaties heeft tot een voorstellenpakket voor nieuw pachtrecht geleid.

  1. LTO Nederland
  2. Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK)
  3. Federatie Particulier Grondbezit (FPG)
  4. Bond voor landpachters en eigen-grondgebruikers (BLHB)

Deze partijen hebben het pakket aan maatregelen in september 2023 aan landbouwminister P. Adema aangeboden. De minister waardeerde het aangeboden pakket als positief initiatief, wat zou kunnen bijdragen aan de uiteindelijke vormgeving van het pachtrecht.

Het pakket bevat de volgende onderdelen:

  1. De bestaande reguliere pachtcontracten blijven ongewijzigd.
  2. Nieuwe reguliere pachtcontracten hebben een looptijd van minimaal 18 jaar met een vrije pachtprijs. Op de pachtprijs is dan toetsing op redelijkheid en billijkheid mogelijk. 
  3. Bij geliberaliseerde pacht wordt de pachtduur gemaximaliseerd op zes jaar met een reguleerde pachtprijs. 
  4. Geliberaliseerde pacht wordt ook mogelijk voor opstallen met een vrije pachtprijs.
  5. Een nieuwe fenomeen, te weten ‘de grondruilovereenkomst’. Hiermee kunnen agrariërs onderling grond ruilen voor een termijn van maximaal twee jaar.
  6. Aanscherping toets ‘bedrijfsmatigheid pachter’.
  7. De AOW-leeftijd wordt een opzeggingsgrond, tenzij de pachter aantoont dat de pacht bedrijfsmatig wordt voortgezet.
  8. Pachtprijzen (regionormen) voor meer dan één jaar vaststellen om grote fluctuaties bij pachtprijzen tegen te gaan.
  9. De pachtprijzen moeten beter aansluiten bij het opbrengende vermogen van de grond.

Vooralsnog ontbreken nadere details uit het maatregelenpakket.

Op dit moment is nog onbekend wanneer er nieuwe pachtwetgeving gepubliceerd gaat worden. We houden u op de hoogte van ontwikkelingen op het gebied van het pachtrecht.

Wilt u weten wat mogelijk nieuw pachtrecht voor u kan betekenen? Neem dan contact op met een van onze rentmeesters.

Jacht op haas en konijn beperkt – het vervolg

Op 11 oktober jl. deed de rechtbank Den Haag uitspraak in de bodemprocedure tegen de ministeriële regeling die de jacht op het haas in de provincies Groningen, Utrecht en Limburg en de jacht op het konijn in heel Nederland verbiedt.

Voor de Jagersvereniging (KNJV), de Nederlandse Organisatie voor Jacht en Grondbeheer (NOJG) en de Federatie Particulier Grondbezit (FPG) was het een teleurstellend vonnis.

Wat was ook alweer de aanleiding voor de beperking in jacht?

Het besluit van (demissionair) minister Christianne van de Wal om de jacht op deze soorten te beperken is (mede) tot stand gekomen op basis van een onderzoek naar de staat van instandhouding van haas en konijn. Dit onderzoek is uitgevoerd door Wageningen Environmental Research (WEnR) en Solvon Vogelonderzoek Nederland.

Bij het onderzoek stond de vraag ‘hoe gaat het met de soort en wat is de verwachting op de middellange termijn’ centraal.

De staat van instandhouding van beide soorten is beoordeeld op basis van vier aspecten:

  • Verspreiding
  • Populatie
  • Leefgebied
  • Toekomstperspectief

De verspreiding en het leefgebied zijn voor beide soorten beoordeeld als gunstig. Het aspect populatie wordt als zeer ongunstig beoordeeld, het aspect toekomstperspectief is beoordeeld als ‘onbekend’.

Volgens de methodiek is de staat van instandhouding van een soort zeer ongunstig als één of meer van de vier aspecten beoordeeld wordt als zeer ongunstig. Voor het haas en het konijn, met een zeer ongunstige beoordeling van het aspect populatie, is de eindbeoordeling dus uitgekomen op ‘zeer ongunstig’.

Bodemprocedure

Onder andere de KNJV, NOJG en FPG waren van mening dat de conclusie die geleid heeft tot het niet openen van de jacht op de twee genoemde soorten niet terecht was. Volgens de genoemde organisaties heeft er aan het aangehaalde onderzoek een onjuiste beoordelingsmethodiek ten grondslag gelegen én zijn er discutabele keuzes gemaakt rond gebruikte data en referentiejaren.

De aanleiding voor de start van de bodemprocedure was de uitspraak van de voorzieningenrechter in oktober 2022. De rechter oordeelde toen dat de complexiteit en omvang van de zaak niet geschikt waren voor een kort geding, met als gevolg dat de jacht op haas en konijn in dit jachtseizoen niet werd geopend. Reden waarom de KNJV, NOJG en FPG de rechter in een bodemprocedure verzocht hebben om een definitief oordeel te geven over de beoordelingsmethode die moet worden gehanteerd bij het bepalen van de staat van instandhouding.

Uitspraak Rechtbank

De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen.

De belangrijkste vordering was het terugdraaien van het onrechtmatige besluit van de minister om de Regeling natuurbescherming (Rnb) te wijzigen, zodat de jacht op haas en konijn in heel het land weer mogelijk zou zijn tijdens het jachtseizoen. De rechter bevestigde in het vonnis dat de minister met haar besluit de Rnb te wijzigen weliswaar het eigendomsrecht reguleert, maar dat deze regulering is toegestaan omdat daarvoor een wettelijke basis bestaat en omdat deze regulering proportioneel is.

Partijen zijn het hiermee oneens en blijven bij hun standpunt dat de wettelijke basis ontbreekt, omdat de minister heeft besloten een strengere toetsing toe te passen voor de staat van instandhouding dan in de wet is opgenomen en omdat het niet nodig was de jacht op deze wijze te verbieden.

Met deze uitspraak is het begrip ‘gunstige staat van instandhouding’ en het aantal konijnen en hazen dat daarbij in Nederland behoort rond te lopen, vrijwel volledig afhankelijk geworden van de zienswijze van de minister.

Enerzijds staat in het vonnis dat het goed is om beoordelingsprocedures en rekenmethoden ter discussie te stellen, anderzijds geeft de rechter met het vonnis de minister bijna volledige vrijheid van handelen, waardoor een serieuze toetsing van de gehanteerde procedures en methodes ontbreekt.

Hoger beroep?

Zoals gezegd is het vonnis van de rechtbank teleurstellend voor KNJV, NOJG, FPG én voor alle jagers in Nederland. De weg naar het hoger beroep ligt open.

Het is op dit moment nog de vraag of partijen in hoger beroep gaan. Uitvoerige bestudering van het vonnis en daaraan gekoppelde afwegingen zullen moeten leiden tot een beslissing wel of niet in hoger beroep te gaan. Als er gekozen wordt voor een hoger beroep dient dit binnen drie maanden na het vonnis te worden ingediend.

Wordt opnieuw vervolgd!

Onze eerste blog hierover kunt u hier nog eens teruglezen.

Pacht of huur? Let op het verschil!

Huur en pacht van onbebouwde grond worden vaak door elkaar gehaald of men denkt dat het op hetzelfde neerkomt. “Ik huur een perceeltje grond van de buurman” wordt al snel gezegd. Toch is het heel belangrijk om de verschillen tussen huur en pacht van onbebouwde grond scherp te hebben, om vervelende situaties te voorkomen. In deze blog leg ik uit wat het verschil is en waarom het zo van belang is om de verschillen tussen huur en pacht te weten.

Vereisten pacht

In boek 7 artikel 311 van het Burgerlijk Wetboek staan de vereisten beschreven waaraan men moet voldoen om te kunnen spreken van een pachtovereenkomst. Dit komt neer op de volgende vier vereisten:

  1. Het gaat om een onroerende zaak of een gedeelte daarvan.
  2. De onroerende zaak of een gedeelte daarvan wordt door de verpachter aan de pachter in gebruik verstrekt.
  3. Het verpachte wordt gebruikt voor de uitoefening van landbouw (bedrijfsmatig).
  4. De pachter verbindt zich tot een tegenpresentatie.

Vereisten huur

In boek 7 artikel 201 van het Burgerlijk Wetboek staan de vereisten beschreven waaraan men moet voldoen om te kunnen spreken van een huurovereenkomst. Dit komt neer op de volgende drie vereisten:

  1. Het gaat om een onroerende zaak of een gedeelte daarvan.
  2. De zaak of een gedeelte daarvan wordt door de verhuurder aan de huurder in gebruik verstrekt.
  3. De huurder verbindt zich tot een tegenprestatie.

Wat zijn dan de verschillen tussen pacht en huur?

Het grootste verschil is dat bij pacht een aanvullende vereiste geldt: het gebruik ter uitoefening van de landbouw (bedrijfsmatig). Het in gebruik geven van grond voor iets anders dan de landbouw levert dus kortgezegd een huurovereenkomst op.

Daarnaast werkt beëindiging van de overeenkomst anders. Bij huur van onbebouwde grond eindigt de huurovereenkomst van rechtswege als deze is aangegaan voor bepaalde tijd. Als de huurovereenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd, geldt er een opzegtermijn van minstens één maand. Zowel de huurder als de verhuurder mag de huurovereenkomst zonder reden opzeggen.

In tegenstelling tot de huurder van onbebouwde grond, wordt de pachter vergaand beschermd. Bij (reguliere) pacht kan een pachtovereenkomst tegen het einde van de overeengekomen pachttermijn worden opgezegd, met een opzegtermijn van minstens één jaar. Zonder opzegging wordt de pachttermijn van rechtswege met 6 (!) jaar verlengd.

Voor de verpachter is het niet mogelijk om een pachtovereenkomst zonder reden op te zeggen. De pachter mag de overeenkomst wel zonder reden opzeggen.

Wanneer spreek je van bedrijfsmatig landbouwkundig gebruik?

In boek 7 artikel 312 van het Burgerlijk Wetboek staat beschreven dat er onder landbouw wordt verstaan, steeds voor zover bedrijfsmatig uitgeoefend: akkerbouw; weidebouw; veehouderij; pluimveehouderij; tuinbouw, daaronder begrepen fruitteelt en het kweken van bomen, bloemen en bloembollen; de teelt van griendhout en riet; elke andere tak van bodemcultuur, met uitzondering van de bosbouw.

Dit lijkt een duidelijke definitie, maar toch is het niet altijd even duidelijk of er sprake is van landbouwkundig gebruik. Zo valt het houden van paarden met het doel om deze te verhandelen onder de vlag van veehouderij en dus ook onder de vlag van landbouwkundig gebruik. Echter geldt dat weer niet voor het verlenen van diensten met betrekking tot dieren, denk bijvoorbeeld aan het weiden van paarden op een manege of pension, dan is er sprake van huur.

Wat onder bedrijfsmatige uitoefening van landbouw moet worden begrepen regelt de wet niet. Inmiddels zijn er in de rechtspraktijk richtlijnen ontwikkeld met betrekking tot wat onder bedrijfsmatige uitoefening van de landbouw moet worden verstaan. Volgens De Pachtkamer van het Gerechtshof te Arnhem zijn hierbij de volgende aspecten van belang:

  1. de omvang van het bedrijf en de onderlinge samenhang tussen de diverse bedrijfsactiviteiten;
  2. de vraag of de voor toekomstige winstkansen noodzakelijke investeringen plaatsvinden;
  3. het redelijkerwijs te verwachten ondernemingsrendement;
  4. de vraag of de gebruiker een hoofdfunctie heeft buiten de landbouw;

Waarom is kwalificatie van huur of pacht zo van belang?

Voor de kwalificatie van de soort overeenkomst is de inhoud van de door partijen afgesloten overeenkomst beslissend. De benaming die partijen aan hun overeenkomst hebben gegeven is dat dus niet. Als de rechten en verplichtingen uit de overeenkomst voldoen aan de wettelijke omschrijving van pacht, dan is er sprake van een pachtovereenkomst.

Als er discussie bestaat over de kwalificatie van de overeenkomst, dan is het aan de rechter om op basis van de inhoud van de overeenkomst te beoordelen welk wettelijk regime daarop van toepassing is. Partijen spelen dan geen rol meer.

Stel:
U bent agrariër, uw buurman ook, en u “verhuurt” grond aan uw buurman, bijvoorbeeld voor de teelt van maïs. Dan kan het zomaar zijn dat de overeengekomen rechten en verplichtingen kwalificeren als pacht in plaats van huur. Als uw buurman dit dan ook nog succesvol claimt bij de rechter, kunt u als eigenaar zomaar “vast zitten” aan een reguliere pachtovereenkomst met uw buurman, met alle gevolgen van dien.
Wat zijn die gevolgen? Bijvoorbeeld dat de pachtprijs dan niet meer vrij te bepalen is, tussentijdse opzegging niet meer vanzelfsprekend is en er ook een voorkeursrecht tot koop is voor de pachter.

Les voor de praktijk

Beide partijen doen er dus verstandig aan om bij het aangaan van een overeenkomst goed voor ogen te houden welk gebruik van de grond zij beogen en dit op de juiste manier schriftelijk vast leggen in een pacht- óf huurovereenkomst voor onbebouwde grond. Bij het vastleggen van schriftelijke afspraken moeten zij dan ook rekening houden met de betreffende wettelijke bepalingen, zodat de overeenkomst ook kwalificeert als een pacht- óf huurovereenkomst.

Bent u eigenaar van agrarische grond en wilt u uw grond tijdelijk verpachten voor landbouwkundig gebruik? Dan is een geliberaliseerde pachtovereenkomst voor 6 jaar of korter aan te raden. De pachter en verpachter bepalen dan zelf de duur van de overeenkomst en de overeenkomst stopt vanzelf; er is geen automatische verlenging. Daarnaast is de pachtprijs voor overeenkomsten met een maximale duur van 6 jaar vrij overeen te komen.

Twijfelt u of u te maken heeft met pacht of huur? Of wilt u afspraken goed laten vastleggen in een pacht- óf huurovereenkomst? Neem contact met ons op en wij helpen u graag verder.

Aanpassing pachtprijzen 2023

De heer P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, heeft de pachtnormen bekendgemaakt die gelden vanaf 1 juli 2023.

De pachtnormen zijn gebaseerd op de bedrijfsresultaten van middelgrote en grote akkerbouw- en melkveebedrijven in de periode 2017-2021. Op basis hiervan stijgen de pachtnormen 2023 in alle van de 14 pachtprijsgebieden ten opzichte van de pachtnormen 2022.

Voor de akkerbouw was 2016 over het geheel gezien een jaar met een wat lager inkomen. Het berekende inkomen over 2016 is vervangen door het berekende inkomen over 2021; een jaar waarin de akkerbouw ruim boven het langjarig gemiddelde lag. In de melkveehouderij is een zeer matig inkomensjaar (2016) vervangen door een jaar met een inkomen dat ruim boven het langjarig gemiddelde lag (2021).

De regionormen variëren in een verhoging van 12% tot 15% in Bouwhoek en Hogeland, Veenkoloniën en Oldambt, IJsselmeerpolders en Zuidwest-Brabant, tot een aanpassing met 37% tot 54% in Zuidwestelijk akkerbouwgebied, Zuid-Limburg, Zuidelijk veehouderijgebied en in Waterland en Droogmakerijen.

pachtprijs gronden

  • In de gebieden met een gemengd karakter stijgt de regionorm met 14% tot 22%.
  • In de melkveehouderijgebieden neemt de regionorm toe met 18% tot 42%.
  • In de akkerbouwgebieden stijgt de regionorm met 12% tot 37%.

pachtprijs gebouwen

  • De pachtprijs voor agrarische bedrijfsgebouwen wordt verhoogd met 3,72%.
  • De pachtprijs voor woningen bij pachtovereenkomsten van voor 1 september 2007 stijgt met 3,1%. De hoogst toelaatbare pachtprijs voor agrarische woningen met pachtovereenkomsten op of na 1 september 2007 stijgt met 10%.

Meer informatie treft u hier aan:

De aanpassing werkt van rechtswege door in bestaande pachtovereenkomsten. De wijziging van de pachtprijs hoeft niet goedgekeurd te worden door de Grondkamer. De nieuwe pachtprijs gaat in bij aanvang van het nieuwe pachtjaar na 1 juli 2023.

Kerkstraat 54
3291 AM Strijen

078-6749494
info@ovtr.nl

Wij zijn telefonisch bereikbaar van maandag t/m vrijdag van 08.30 uur tot 17.00 uur.